Licht in donkere dagen: een jaar zonder nieuws.

Ik ben nooit echt een ‘lezer’ geweest. Nog steeds niet. Als kind had ik een vreselijke hekel aan de bibliotheek. We hadden er eentje om de hoek, een kleintje, en die vond ik eigenlijk gewoon ‘eng’. Vooral de bibliothecarissen, dames op leeftijd die ik wantrouwde omdat ze véél te vriendelijk deden tegen die kleine Willem die zich daardoor alleen nog maar verder achter moeder’s rok verschool.

Ik was wel dol op de het voorleesmoment waar mijn moeder mij op trakteerde voor het slapengaan. De gedichtjes van Annie M.G. Schmidt hebben zo’n indruk op mij gemaakt dat ik ze 30-40 jaar later zelf ben gaan voorlezen aan mijn eigen zoon voor het slapengaan. Het lukte me tijdens de middelbare school en zelfs op de universiteit goed om de bibliotheek te blijven mijden tot het uiterst noodzakelijke minimum.

Mijn kennis kreeg ik via gesprekken met vrienden, met vreemden op vakantie, via de songteksten in metal, punk en hardrockmuziek en van TV. Het nieuws en de actualiteiten via een eindeloze stroom programma’s op Nederland 1, 2 en 3. Er was een periode dat ik met een zaterdagnachtkater toch opstond om Buitenhof te kijken. Ferry Mingelen was jarenlang de laatste persoon die tegen me sprak voordat ik ging slapen. NOVA Den Haag Vandaag wilde ik voor geen goud missen. Wat was ik naïef…

Van TV naar radio

Ik dacht jarenlang dat ik goed geïnformeerd was over wat er speelde in de wereld en in de politiek als ik alle nieuwsuitzendingen en alle actualiteitenrubrieken bij de publieke omroep op TV volgde. Wat was ik naïef. Die kijklust veranderde wel iets toen ik ging samenwonen en toen mijn zoon werd geboren. Mijn attitude ten aanzien van TV-programma’s veranderde ook door de kop en irritante energie van Matthijs van Nieuwkerk die niet van de buis af te slaan leek.

Waarschijnlijk ben ik een van de weinige medelanders die nooit een aflevering van DWDD helemaal heeft bekeken. Het was vooral ook die penetrante, dommige stem van Marc-Marie Huijbregts die een enorme aversie bij mij opriep tegen het programma. Het format kwam op mij over als extreem oppervlakkig. Een allemansvriend. Zo’n buurman die altijd goed gemutst is. De serveerster die in een slecht restaurant toch durft te komen vragen of “alles naar wens was geweest”. Te weinig inhoud om iets van op te steken, maar net genoeg om bij de hordes vaste kijkers de schijn te wekken dat ze iets substantieels tot zich nemen. Het begon me te irriteren dat er altijd dezelfde koppen op TV verschenen. Onfrisse figuren zoals Van Nieuwkerk, Paul de Leeuw, Willekeurige Voornaam de Mol, Ali B. en ga zo maar door. Ik begon in te zien dat dat symptomatisch moest zijn voor een groot probleem bij mijn medelanders. De TV, TV kijken en TV-kijkers begonnen me steeds meer tegen te staan.

In de file, omstreeks 2015-2016, ontdekte ik Radio 1. Jurgen van den Berg in de ochtendspits en Lara Rense in de avondspits. Met aandachtig luisteren, een uurtje heen en een uurtje terug, dacht ik via de radio minstens net zo goed geïnformeerd te worden als via de nieuws- en actualiteitenrubrieken op TV die ik nauwelijks nog kon zien. De stem van Lara Rense trotseren lukte me nog nét omdat ik tenminste niet tegelijkertijd haar gelaat hoefde te aanschouwen.

Die fase van onwetendheid duurde dus nog jaren. Toen kwam de verlossing. In de vorm van Hugo de Jonge. Toen, in de overgang van lente naar zomer 2020, werd alles anders.

De stilte die zo oorverdovend was dat ik eindelijk ontwaakte

Tijdens de allereerste persconferenties over corona en zeker rondom de ‘Torentjestoespraak’ van premier Rutte half maart 2020, was ook ik nog regeringsgezind en NPO-vertrouwend. Onwetend en naïef als ik was, verkeerde ik nog in de onjuiste veronderstelling dat er een gezonde en voor de democratie bevorderlijke verhouding bestond tussen ‘de Pers’ en ‘de Overheid’ en dat journalisten er waren om goede en soms kritische vragen te stellen opdat bewindspersonen die zo eerlijk mogelijk zouden beantwoorden. Dat had ik immers toch jarenlang haast wekelijks zien gebeuren als niemand minder dan Sven ‘Bull Terrier’ Kockelmann de premier fileerde tijdens het NOS Gesprek Minister President?

Toen stond daar opeens een minister die meer verstand van en affiniteit met schoenen leek te hebben, dan met zijn gloednieuwe politieke portefeuille. Een man die overduidelijk klinkklare onzin stond uit te kramen. Onzin die overduidelijk door een leger overheidsmarketeers en spindoctors voor hem was uitgedacht en met hem was geoefend om vooral zelfverzekerd en mediagetraind over te komen. “Wat moet dat heerlijk zijn, als je een doorgewinterde en kritische politiek verslaggever of journalist bent! Tijd om de messen te slijpen!”, dacht ik, in spanning wachtend op de vragen die vanuit het journaille afgevuurd zouden gaan worden. Ferry Mingelen zou wensen dat hij nooit gestopt was!

* crickets * …

De kritische vragen kwamen niet. De open deuren werden niet ingetrapt. Het schot voor open doel werd niet afgevuurd. Het bleef oorverdovend stil vanuit de aanwezige journalisten. De weinige ‘vragen’ die er wel kwamen leken eerder onderstrepend en bevestigend ten dienste van het ingestudeerde verhaal, dan dat ze gesteld werden ten behoeve van journalistieke waarheidsvinding.

“Wat gebeurt hier? Heb ik soms niet goed geluisterd? Heb ik iets gemist? Waarom stelt niemand die vraag?”, dacht ik. De stilte, het gebrek aan kritische vragen, was zo oorverdovend dat ik eindelijk wakker schrok uit de naïeve trance waar ik mijn gehele ‘intelligente’ volwassen leven in gevangen had gezeten.

Daarna ging het snel. Eenmaal ontwaakt, eenmaal de ogen geopend, doorzag ook ik eindelijk het spel dat werd gespeeld. Het toneelspel en de acteurs, de figuranten en de regisseurs. De productenten en recensenten. De haast incestueuze dynamiek van elkaar naar de mond praten en de hand boven het hoofd houden, die tot diep in de poriën van alle betrokkenen doorgedrongen bleek te zijn. “Je gaat het pas zien als je het doorhebt”, was de Cruijffiaanse wijsheid die ook ik eindelijk tot mij nam. En als dat eenmaal met je is gebeurd, dan kun je het daarna nooit meer níet zien en doorhebben.

2022: een jaar zonder nieuws

Ik keek nog enkele persconferenties en beluisterde nog enkele journaals, maar nog voor het einde van de zomer van 2020 kon ik het niet meer aanzien zonder onpasselijk te worden. Ik moest met mezelf in het reine komen dat ik mij zo vreselijk lang zo vreselijk voor had laten liegen. Gelukkig bleek ik niet de enige. Eenmaal losgekoppeld van The Matrix, leer je snel gelijkgestemden herkennen die ook de Rode Pil hebben geslikt.

In plaats van kijken en luisteren, ging ik praten, lezen en schrijven. Ik ging in gesprek. Voor het eerst wérkelijk in gesprek. Niet om voorgekookte ingeprente ‘waarheden’ te delen, maar om zelf de waarheid te zoeken op plekken waar ik nooit eerder had gekeken. Hoe minder nieuws ik van het journaille tot mij nam, hoe helderder en duidelijker het werkelijk beeld werd. Hoe meer kritische perspectieven van anderen ik al luisterend, pratend en lezend tot mij nam, hoe beter en zuiverder ik mij geïnformeerd wist.

Toen in 2021 eindelijk ook de eerste kritische en onderzoekende boeken verschenen, van de hand van schrijvers die wél deden wat het journaille inmiddels structureel naliet, verdween eindelijk ook mijn weerstand tegen lezen:

  • A State Of Fear, Laura Dodsworth, mei 2021: over hoe de Britse overheid moedwillig angst aanwakkerde en inzette tegen de eigen bevolking om conformiteit af te dwingen;
  • Pandemische Chaos, Dick Bijl samen met 16 andere kritische denkers en deskundigen, september 2021: over het gebrek aan (wetenschappelijke) onderbouwing van het coronabeleid tot dusver en de schade die inmiddels was toegebracht aan de maatschappij;
  • De Psychologie van Totalitarime, Mattias Desmet, februari 2022: over het mechanisme achter massavorming dat steeds maar weer kop opsteekt en hoe ook nu weer de maatschappij langzaam maar zeker in de ban lijkt te geraken van (een nieuwe vorm van) totalitarisme;
  • Wetenschap als Nieuwe Religie, Ronald Meester, juli 2022: over de spirituele leegte in onze samenleving die twee jaren coronabeleid heeft blootgelegd en over een zingevingsvacuüm, waarbij alleen de wetenschap als een nieuw soort religie nog in staat wordt geacht te vertellen hoe we moeten leven;
  • Voorbij de Pandemische Chaos, Dick Bijl, wederom, nu samen met 19 anderen, december 2022: over de extreme beleidschaos rondom corona die tot diepe littekens in de maatschappij heeft geleid en waarin prangende vragen worden gesteld over hoe het nu verder moet.

Nog steeds ben ik geen groot lezer, maar ik heb in anderhalf jaar tijd meer boeken gelezen met actuele inhoud dan dat ik in een groot deel van mijn volwassen jaren hiervoor ooit gedaan heb. Én: voor dat laatste boek in de lijst dat net sinds vorige week uit is, Voorbij de Pandemische Chaos, heb ik een hoofdstuk mogen schrijven en bijdragen.

Terwijl ik Voorbij de Pandemische Chaos aan het lezen ben om mij te laten verlichten door de bijdragen van mijn 19 co-auteurs, dringt er nog iets tot mij door: 2022 is het eerste jaar sinds mijn volwassenheid dat ik een heel jaar lang geen enkele nieuwsuitzending op televisie heb bekeken. Een jaar zónder nieuws blijkt de meeste verlichting en helderheid te geven die ik lange tijd heb gekend.

Mijn aversie tegen boeken en mijn onwil om te lezen zijn verleden tijd. Een boekenwurm zal ik niet worden, maar als mijn bijdrage aan Voorbij de Pandemische Chaos goed zou worden ontvangen, dan zie ik mij zelf nog wel eens vaker en uitgebreider de rol van auteur aannemen. Het tot je nemen van informatie via het proces van het lezen van een boek, is zovele malen diepgaander en zoveel zuiverder dan via het luisteren naar pratende anderen op televisie of radio. Het leesproces dwingt tot nadenken, tot het stellen van (innerlijke) vragen en tot (zelf)kritisch nadenken. De stilte, het rustiger tempo en het ontbreken van een dwingende en sturende journalist, redactie of presentator, stelt je in staat om zélf een eigen werkelijkheid te extraheren uit de informatie die je tot je neemt. Die werkelijkheid is zoveel waardevoller dan de vooraf geselecteerde en hapklaar gepureerde ‘werkelijkheid’ die ons via, vaak commercieel gedreven, nieuwszenders of talkshows door de strot wordt geduwd.

Niet iedere werkelijkheid blijkt ook langdurig ‘waar’ te kunnen of zullen zijn. Er is maar weinig dat de tand des tijds kan weerstaan en ‘de waarheid’ valt daar zeker ook onder. Daarom is het goed om te blijven lezen en is het noodzakelijk dat kritische geesten durven blijven schrijven. Alle hierboven genoemde auteurs hebben moeten boeten voor hun lef om op te schrijven wat ze vonden dat geschreven en gelezen moest worden, met hun reputatie of erger. De dapperen zullen zich daardoor niet de mond laten snoeren.

Nog enkele dagen en dan rond ik 2022 af, mijn eerste jaar zónder nieuws en mijn eerste jaar mét een eigen hoofdstuk in een echt boek. Gaat het me lukken dat in 2023 te overtreffen?

Wie het weet, mag het zeggen.